Balt van Raamsdonk, grondlegger van het pre-leescurriculum Alfa-bedding
Balt van Raamsdonk (1934-2021) was in ernstige mate dyslectisch. Omdat dyslexie zijn maatschappelijk leven voor een groot deel heeft bepaald is hij zich na zijn pensionering in dit fenomeen gaan verdiepen. Steeds meer raakte hij ervan overtuigd dat de oorzaak van het leesprobleem bij dyslectici ergens anders ligt dan waar het in de wetenschappelijke kring wordt verondersteld te liggen. Algemeen wordt een ’tekort aan fonemisch bewustzijn’ beschouwd als één van de belangrijkste risicofactoren voor dyslexie. Uit eigen ervaring wist Van Raamsdonk echter dat zijn lees- en spellingprobleem voortkwam uit het niet-herkennen van een geschreven woord als een geheel. Door de wijze waarop hij aanvankelijk heeft moeten leren lezen, door het één voor één verklanken van de letters, krijgt hij geen woordpatroon ‘in beeld’. Hij blijft de woorden ervaren als ‘rijtjes onsamenhangende letters’. Spellend decoderen van letters naar fonemen is het probleem niet, maar wat vervolgens zou moeten gebeuren, gebeurt niet bij iedereen, namelijk het ontwikkelen van ‘woordbeeldbewustzijn’.
Daar schuilt het probleem bij dyslexie! Vroeger noemde men dyslectici dan ook terecht ‘woordblind’, wat wil zeggen ook ‘blind voor een juiste spelling’. Kinderen met een bepaalde aanleg ontwikkelen geen ‘woordpatroonbewustzijn’ zolang ze aanvankelijk spellend, decoderend moeten leren lezen! Dat betekent dat het huidig standaard leesonderwijs in Nederland niet geschikt is voor iedere leerling.
Dit inzicht bracht Van Raamsdonk ertoe een andere ‘leesstart’ te ontwikkelen op basis van het feit dat lezen een zichbaar gemaakte taal betreft. Fonemen hebben als kleinste nog hoorbare klankeenheden in een woordklank een rol gespeeld bij het zichtbaar maken van de hoorbare taal door ze te coderen met zichtbare tekens, de letters. Als je kinderen niet spellend, decoderend, luisterend, maar direct kijkend, herkennend leert lezen, spelen fonemen geen enkele rol en kan er bij lezen dus ook geen sprake zijn van een ’tekort aan fonemisch bewustzijn’. Omdat woordpatroon en woordklank dezelfde betekenis representeren roept het zichtbare woord de hoorbare woordklank direct bij de lezer op.
Om zijn ‘andere leesstart’ te toetsen en aan te passen deed Van Raamsdonk gedurende drie jaar empirisch onderzoek op een basisschool. Zo ontstond het pre-leescurriculum ‘Alfa-bedding’ dat steeds meer bijval krijgt vanuit de praktijk van het onderwijs. Niet alleen voor kinderen die aanleg hebben om dyslexie te ontwikkelen, maar voor alle aanstaande lezers lijkt deze voorbereiding op leren lezen succesvol zijn.